Het Putterbos
Het Putterbos en wijdere omgeving
Het Putterbos is beeldbepalend voor Putten, naast de landgoederen, Putterpolder en de randmeerkust ‘waar groen de kleur bepaalt’. Het is niet zomaar een bos, maar een vele eeuwen oud malenbos (maalschap is de gemeenschappelijke onverdeelde grond van een gemeente), net als het Speulder- en Sprielderbos, het Elspeterbos (zie Veen et al, 2017), het Vierhouterbos en het Gortelsebos. Het waren gemeenschappelijke eigendommen. Daaraan kwam in de 19e eeuw een eind, zij het dat ze (deels) eerst nog bijeengehouden werden als NV’s.
Rond 1870 waren de malenbossen de belangrijkste bosrestanten, te midden van uitgestrekte heide- en stuifzandgebieden (Ten Houten de Lange, 1977, kaartbijlage 3). Je zou denken dat die bossen al ca. 10.000 jaar ononderbroken bestaan, sinds de laatste ijstijd, maar dat ligt anders, gezien de aanwezigheid van oude ontginningen (Celtic Fields e.d.; Jager & Smit, 2011).
Wel zijn het de oudste van de huidige bossen; de meeste andere zijn heide- en stuifzandbebossingen van minder dan 150 jaar oud waar het bos eerder verdwenen was.
Ook liggen de malenbossen op betere grond: opgestuwde rivierafzettingen met plaatselijk leem. Bij Ten Houten de Lange (1977, kaartbijlage 6), is het hele bosgebied tussen Putten, Speuld en Garderen aangegeven als één complex van ‘vanuit de middeleeuwen beschermde en beheerde gemeenschapsbossen (malenbossen)’. De huidige verschijningsvorm verschilt wel van die van vroeger.
Van Kemenade et al (2019) vermelden dat in de 18e en 19e eeuw een deel is omgezet in eikenhakhout. Daarvoor zou ‘middenbos’ aanwezig zijn geweest, hakhout met overstaanders. En de laatste pakweg 150 jaar is er veel omgezet in naaldbos.
Het bos: algemene indruk
Het Putterbos is een prachtig bos. Het is een soort uitkapbos (verspreide kap per boom) maar ca. driekwart eeuw geleden moet er veel kaalkap zijn geweest: voor, tijdens en/of na de oorlog. Vooral waar nu naaldbos is. De Graaf (2016) noemt inderdaad de kap van een groot stuk Putterbos op last van de bezetter.
Het beheer is best goed en leidt tot een mooi bosbeeld. Voor de natuur is het echter niet optimaal, zo is er zo goed als geen staand en liggend dood hout (van belang voor paddenstoelen, insecten, vogels [1]). Takken worden versnipperd. Ook is het er druk en lawaaiig (zagen, versnipperen) en honden lopen los en auto’s kunnen overal komen.
Het Putterbos is goeddeels oud beukenbos, met verspreid stukken douglas en grove den, soms lariks, die geleidelijk weer de kant van loofbos opgaan. Er is geen kaalkap, wel forse dunning en uitkap en wat schermkap van douglas. Ondanks de verschillen tussen loof- en naaldbos zijn de overgangen geleidelijk en grillig van vorm, wat het gevoel van een eenheid van het bos ten goede komt.
[1] Zie themanummer Nederlands Bosbouwtijdschrift (1983)
Natuurwaarden
Uit onderzoek in het Speulder- en Sprielderbos (Barkman en Reijnders & Reijnders, 1969) weten we dat deze bossen belangrijk zijn voor mossen en korstmossen op oude en kromme bomen en op dode en omgevallen bomen. Barkman noemt het Speulder- en Sprielderbos het rijkst aan epifyten van de eiken- en beukenbossen in ons land. Schuine stammen zijn veel rijker dan rechte, door allerlei verschillen in vochtigheid. Reijnders & Reijnders noemen 68 soorten korstmossen. Ook noemen zij 14 soorten en ondersoorten van baardmossen (Usnea’s).
Het deels vergelijkbare Putterbos wordt niet behandeld maar wel wordt gezegd dat het armer is doordat het meer aan de westenwinden is blootgesteld.
De fauna van het Putterbos is niet optimaal, mede door de drukte. Wel hoor of zie je vaak grote bonte spechten en boomklevers, soms een kleine bonte, vaak een buizerd en af en toe de grote lijster en soms komt een raaf over of een hele groep. Ook roept en broedt de bosuil hier of in de naaste omgeving. Zo ook de holenduif. De zwarte specht zie je echter zelden of nooit; daarvoor zal het te onrustig zijn.
Sporen van wroeten en baden van zwijnen waren in 2021 talrijk maar zijn na het forse afschot van de afgelopen winter schaars geworden. Dat afschot (bijna 8000 op de Veluwe) werd nodig gevonden i.v.m. de slechte voedselsituatie (slecht mastjaar).
Je ziet dit jaar wel veel beukjes van 2021 of eerder (in 2021 vele duizenden), maar niet één van 2022. Er was dus weinig te eten.
De vegetatie is soortenarm, zoals in de meeste Veluwse bossen, maar de plaatselijke aanwezigheid van wintereik, (SBB-deel), groot heksenkruid en witte klaverzuring zijn het noemen waard.
Het oude beukenbos is rijk aan hulst wat kenmerkend is voor het beuken-eikenbos. Opvallend is ook de massale uitbreiding van jonge esdoorns langs de Wilhelminalaan en de Driewegenweg. Dat komt door de aanwezigheid van zaadbomen in de laanbeplanting.
Gebruik van het bos
Het bos wordt gebruikt voor de verkoop van zaaghout (naaldhout) en brandhout (loofhout). En natuurlijk door talloze inwoners die het bos als wandelgebied, hondenuitlaatgebied of voor natuurbeleving gebruiken.
Er zijn ook zorgpunten: de brandhoutwinning in het beukenbos met lawaai, drukte en auto’s bij het verzagen, afwezigheid van (staand en liggend) dood stamhout, versnipperen van takken, snel weghalen van omgewaaide bomen, egaliseren van stronken van omgewaaide bomen, ca. 200 ha hondenlosloopgebied incl. het deel van Staatsbosbeheer en overal toegang voor auto’s.
In het Putterbos wordt meestal uitkap gepleegd, dus geen kaalkap. Dat geldt zowel voor het loofbos als het naaldbos. Het houdt het bosklimaat in stand en begunstigt loofhout boven naaldhout. Het effect verschilt tussen oud loofbos, dennenbos en douglasbos. Het naaldhout wordt in rechte stukken gezaagd en op vrachtwagens afgevoerd. Het uitslepen naar de weg laat zijn sporen na. Het loofhout wordt per boom verkocht aan particulieren. Eerst worden verspreid stammen gekapt en naar de weg gesleept door vakmensen. Daar worden ze tot haardhout verzaagd door de kopers en afgevoerd. Het davert dan maanden van het gezaag, gevolgd door versnippering van de takken door personeel. Na maart is het weer rustig.
Het Staatsbosbeheer-deel van het oude loofbos kent nu een nietsdoen beheer (zelfregulatie). Het is rijk aan dood hout. Het bos is nog dicht en donker, behalve in en rond gaten met windworp en windbreuk. In grotere stukken van dat type (Speulder- en Sprielderbos) worden beuken geringd rond (winter-) eiken en worden stukken tijdelijk omrasterd t.b.v. de bosverjonging (weren van herten).
Wanneer oud-worden van bomen, houtwinning, windworp en windbreuk alsook verjonging in evenwicht zijn, kan het oude loofbos voortbestaan, zij het bijna zonder dood hout. De afgelopen winter zagen we m.i. wel een toename van de kap en door de brandstofcrisis dreigt dit nog veel meer toe te nemen. Dat is de aanleiding voor het schrijven van dit stuk.
Door de energiecrisis dreigt nu dus een toename van de brandhoutverkoop. En dat betreft bijna altijd oude beuken. Juist de bomen die voor het karakter van het ‘dansende bomenbos’ zo belangrijk zijn. Het visitekaartje van Putten en binnen Natura 2000 extra beschermd. En belangrijk voor allerlei organismen die daarvan afhankelijk zijn. Dat oude beukenbos beslaat hooguit nog de helft van het Putterbos.
Het is daarom van belang om nu alleen nog geplante, rechte loofbomen te kappen voor de brandhoutverkoop. Die vinden we vooral in het noordelijk deel van het bos. Ook het loofhout in naaldbos zou gespaard moeten blijven. Dat wordt daar dan het nieuwe bos. Kleine gaten maken in het beukenbos is op zich niet slecht. Daar verjongt het beukenbos. Maar dat moet kleinschalig en geleidelijk om het bos zo oud mogelijk te laten worden. Daarom zouden alleen nog rechte, geplante beuken gekapt moeten worden. Dus bijvoorbeeld rondom de kruising Grieteweg-Van Eeghenlaan en tussen laatstgenoemde weg en de Diemontlaan. Ook kan men daar Amerikaanse eiken vellen.
In de Stentor stond laatst dat de provincie met boseigenaren in gesprek is om de houtoogst in oude loofbossen te stoppen. Dit i.v.m. herstelprogramma’s voor de Veluwe. In het najaar komt daar meer duidelijkheid over, als deze programma’s ter inzage worden gelegd.
Omvang van het Putterbos en zijn onderdelen
Het huidige Putterbos, tussen de bebouwde kom en de Julianalaan, omvat 88 ha. Het is een restant van een vroeger veel groter complex. Het voormalige malenbos is sinds 1987 in bezit bij dhr. Struik (Bijstein) (De Graaf, 2016). Daar tegenaan liggen ook stukken particulier bos, dat er een eenheid mee vormt. Vroeger liep het bos door tot de Laak (grens Putten-Ermelo) en was ca 3,5 keer zo groot.
Mw. Hacke-Oudemans noemt in haar boek ‘Bijdragen tot de geschiedenis van de Veluwe’ (1969) het Putterbos als zijnde ca. 315 ha groot. Het zou van 1911-1946 zijn gekrompen van 351 tot 315 ha, vermoedelijk door woningbouw. De Graaf in ‘Putters en Puttenaren’ (2016) spreekt van 285 ha in 1956 in bezit van ‘Putterbosch BV’, waarvan in 1980 ca. 200 ha verkocht is aan Staatsbosbeheer en in 1987 de resterende 88 ha aan dhr. Struik. Staatsbosbeheer rekent zijn deel nu tot het Speulder- en Sprielderbos.
Mw. Hacke-Oudemans zegt in 1969: ‘van het oude natuurbos is niet veel meer over, namelijk 50 ha’. Dat lag dus binnen de toenmalige 315 ha. Het ‘boombos’ (‘beuken-eikenbos met hulst’) ligt voor het grootste deel binnen het bezit van Putterbosch BV en voor een kleiner deel in het deel van Staatsbosbeheer.
Mw. Hacke-Oudemans zegt van het overige bos (op totaal 315 ha toen): ‘85 ha grove den, 50 ha eikenhakhout, ca 115 ha jonge, moderne beplanting (d.w.z. exoten en loofhout) en 15 ha wegen’. Met de 50 ha ‘natuurbos’ is dat inderdaad weer 315 ha. Het voormalig eikenhakhout ligt m.i. vnl. op grond van Staatsbosbeheer. Het dennenbos van Putterbosch BV ontwikkelt zich richting gemengd bos of loofbos, mede door kap van vnl. naaldhout (maar ook berken). Ook oud douglasbos (ca. 75 jaar m.i.) ‘verlooft’ langzaam, maar vooral aan de randen waar meer beukennootjes vallen.
Huisman (2001) geeft in het ‘Gedenkboek 1000 jaar Putterbosch’ veel cijfermateriaal over het beheer, maar dat is vaak moeilijk te vertalen in hectares. Het betreft zowel houtkap in de oorlogsjaren als nieuwe aanplant op kapvlakten. Zo spreekt hij van maar liefst 160 ha nieuwe beplanting in de periode 1930-1970, bijna tweemaal zo veel als de huidige oppervlakte van het bos. Het zal duidelijk zijn dat dit vooral in het aan Staatsbosbeheer verkochte deel lag.
Beleving
In het oude ‘boombos’[1], zowel van Putterbosch BV als van Staatsbosbeheer, is een fantastische variatie aan boomvormen aanwezig. Ook vergroeien stammen en gaan weer bochtig uiteen, in talloze variaties. Het wordt, net als andere boombossen, niet voor niets het ‘dansende bomenbos’ genoemd. In de winter is dat het mooist te zien. Ook de verschillen in lichtval en kleur van de stammen komen dan goed naar voren. In april-mei is het bos door ontluikend groen ook schitterend en bijna elke dag weer anders. In oktober-november is het een ‘goudpaleis’.
[1] Mogelijk werd de term ‘boombos’ gebruikt om opgaand loofbos te onderscheiden van eikenhakhout dat in de 19e eeuw nog veel voorkwam, of ook van middenbos (hakhout met overstaanders).
De verspreid liggende grafheuvels, sommige heel groot, geven nog een extra dimensie aan dit alles.
Ook het letten op details is boeiend: In het Putterbos ligt en staat weinig dood hout maar het bos van Staatsbosbeheer, achter de Julianalaan, ligt en staat er vol mee. Daar staan verspreid ook afgebroken en uitgescheurde beuken met grote op de grond gevallen delen.
In het Putterbos staan talloze jonge beukjes. De kiembladen zijn donkergroen. In kleine gaten en aan randen, waar meer licht valt, kunnen ze doorgroeien. Elders blijven ze klein of verdwijnen ze. Het jaar ná kieming komt alleen lichtgroen blad tevoorschijn. Ook buiten de gaten kiemen veel beukjes maar die groeien in het algemeen niet door, zolang het bos donker is. In 2021 waren er vele duizenden kiemplanten; dit jaar zag ik er niet één. Wel zie je kiemplanten van 2021 doorgroeien. Verbazend dat er zoveel de hoge zwijnenstand van begin 2021 hebben overleefd. In het loofbos van Staatsbosbeheer zijn jonge beukjes veel minder talrijk, maar naarmate er door storm meer gaten vallen, zal dat wel toenemen.
Op beuken zijn fraaie mospatronen te zien en bij regen verrassende stroombanen. Soms wordt door waterstromen grind aan de stamvoet bloot gespoeld.
Na storm zie je windworp (omgeblazen bomen), afgebroken bomen (vaak op ca. 4-5 m hoogte afgeknapt) en uitgescheurde delen van bomen, bijna altijd beuken.
En na regen ontstaan op de Wilhelminalaan, de Driewegenweg en de Van Eeghenlaan grote plassen, waar je niet of maar net omheen kunt lopen.
Slot
Intussen nadert het brandhoutseizoen. En nu in een energiecrisis. De vraag kan toenemen, net als in Duitsland en Tsjechië. Het oude beukenbos is deels ijl aan het worden en verdient bescherming. Aanbevolen moet daarom worden het brandhout alleen nog uit geplant beukenbos met rechte stammen te halen en ook Amerikaanse eiken te vellen. Ook zou het verzagen buiten het bos moeten plaatsvinden en het versnipperen achterwege moeten blijven. Zo kan de rust weerkeren.
Literatuur
Barkman, J.J., 1969. De epifytenvegetatie van Speulder- en Sprielderbosch, in Hacke-Oudemans (1969); tevens Mededeling Biologisch Station Wijster no. 146;
Graaf, E. de, 2016. Pieter Kieft, boswachter, in: B. Paasman et al, 2016: Putters en Puttenaren, Spitwerk, Amersfoort;
Hacke-Oudemans, J., 1969. Bijdragen tot de geschiedenis van de Veluwe en andere onderwerpen. Callenbach, Nijkerk;
Houten de Lange, S.M. (red.), 1977. Rapport van het Veluwe-onderzoek (RIN). Pudoc, Wageningen;
Huid en Haar, 1983. Themanummer ‘Zoogdieren en bosstructuur’;
Huisman, G., 2001. Gedenkboek 1000 jaar Putterbosch. Uitgeverij De Coerier, Putten;
Jager, S. & R. Smit, 2011. Archeologische parels van de Veluwe. KNNV-uitgeverij, Zeist;
Kemenade, L. van & B. Maes, 2019. Behoud groen erfgoed. Publicatie RCE, Amersfoort;
Londo, G., 1991. Natuurtechnisch bosbeheer. Reeks Natuurbeheer in Nederland, deel 4 (RIN). Pudoc, Wageningen;
Nederlands Bosbouwtijdschrift, 1983. Themanummer ‘Dood hout in het bos’;
Reijnders, Th. m.m.v. W.J. Reijnders, 1969. De epifytenvegetatie van het Speulder- en Sprielderbosch, in Hacke-Oudemans (1969); tevens RIVON-mededeling no. 307;
Schaminee, J.H.J., 2009. Europese Natuur in Nederland-Hoog Nederland-Natura 2000-gebieden. KNNV-uitgeverij, Zeist;
Veen, P.H., B. Maes & E. van den Dool, 2017. Het Elspeterbos. Uitgave Veen Ecology en Ecologisch Adviesbureau Maes;
Vogeljaar, het, 1983. Themanummer ‘Vogels en bosstructuur’;
Werf, S. van der, 1991. Bosgemeenschappen. Reeks Natuurbeheer in Nederland, deel 5. RIN. Pudoc, Wageningen.
Gerard van Dijk